Geestelijke genezing kan worden gedefinieerd als de directe interactie tussen een individu (de genezer) en een tweede (zieke) persoon met de bedoeling een verbetering van de ziekte te bewerkstelligen.
Genezing wordt niet langer gezien als een passieve ervaring, niet langer nagestreefd als een klinische onderneming, maar steeds meer omarmd als een spirituele onderneming. We erkennen opnieuw dat we niet kunnen scheiden wat het lichaam scheelt en wat de geest bezighoudt. Wanneer onze wereld wordt "verbrijzeld", "in stukken", "uit elkaar valt", helpt genezing - van geest, lichaam en ziel - ons niet alleen om de stukken in elkaar te zetten. In deze grootste zin gaat het bij genezing om meer dan het opnieuw verbinden van het heupbeen met het dijbeen en het kniebeen; het gaat over het opnieuw verbinden met onze ziel.
Het wordt steeds irrelevanter om simpelweg te spreken van het ‘genezen van’ depressie, ‘behandelen’ van een ziekte of zelfs het ‘herstellen van’ van gebroken botten - alsof elk deel van de menselijke ervaring een geïsoleerde gebeurtenis is. De moderne trend van medische specialisatie heeft het genezingsproces versnipperd. Maar het toenemende spirituele bewustzijn dat uit vele velden samenkomt, trekt in de tegenovergestelde richting. Artsen en patiënten kijken op van de details waartoe de mens is teruggebracht en nemen een luchtfoto. Deze holistische benadering van gezondheid, in plaats van af te wijzen wat elke discipline te bieden heeft, probeert de verschillende delen van de mens te verenigen. We moeten genezing omarmen die ons hele wezen behandelt.