De serverinfrastructuur van een organisatie kan worden beschouwd als de basis die het systeem bij elkaar houdt. Het omvat zowel fysieke als virtuele bronnen, inclusief een complete set hardware, software, netwerkbronnen en de bijbehorende services. Deze bronnen kunnen helpen bij het ondersteunen van de opslag, stroom, verwerking en gegevensanalyse. Er zijn twee manieren om een serverinfrastructuur op te zetten. Het kan zowel gecentraliseerd als gedecentraliseerd zijn. Een gecentraliseerde server zou zich in een datacenter bevinden en een gedecentraliseerde server zou verspreid zijn over verschillende datacenters. Ze kunnen rechtstreeks worden beheerd door een organisatie of door een derde partij, zoals een cloudprovider.
Traditioneel wordt een geformaliseerd proces gevolgd om een serverinfrastructuur op te zetten. De eerste stap in een dergelijk proces is het analyseren van de zakelijke doelen en doeleinden. De factoren waarmee tijdens het analyseproces rekening moet worden gehouden, zijn het maken van architectonische ontwerpen, het bouwen van het ontwerp, de optimalisatie en tot slot het opzetten van de infrastructuur. Het maken van een serverinfrastructuur is complex. Het vereist een team van expertise bij het construeren van een ontwerp van het datacenter, selectie van verschillende componenten en bouwtechnieken. De totstandkoming van een IT-infrastructuur is voortdurend aan verandering onderhevig. Het traditionele proces van infrastructuurontwikkeling vereiste een handmatig proces dat veel beheerinspanningen vereiste op het gebied van integratie, optimalisatie, opslag en andere componenten. Tegenwoordig kan dit eenvoudiger worden gemaakt door een modulaire aanpak te gebruiken die bekend staat als Converged Infrastructure (CI). Deze aanpak kan de IT-hardware en virtualisatie in één systeem krijgen, waardoor het beheer eenvoudig wordt. Er zijn ook andere geavanceerde benaderingen om tot betere integratie en beheer te komen. Dit worden Hyper-Converged Infrastructure (HCI) genoemd.