Om te begrijpen hoe de verschillende uitlaatgassen tijdens het rijden tot stand komen, is het belangrijk om te weten hoe de motor van de wagen werkt. De klassieke verbrandingsmotor zit eigenlijk eenvoudig in elkaar: benzine- en dieselmotoren zijn opgebouwd uit cilinders, ook wel verbrandingskamers genoemd.
Daarin worden lucht en brandstof samengebracht en samengeperst door een zuiger, waarna het mengsel ontbrandt en er energie vrijkomt. Die energie creëert een op- en neergaande zuigerbeweging, die via de krukas omgezet wordt naar een draaiende beweging. Deze wordt vervolgens overgebracht op de wielen van de auto via de aandrijflijn (zie figuur).
Elke cilinder is voorzien van twee kleppen: de inlaatklep, waar lucht de cilinder binnenkomt, en de uitlaatklep, waarlangs de uitlaatgassen de cilinder verlaten. Daarnaast heeft elke cilinder ook een injector, die brandstof in de cilinder spuit. De cilinderinhoud van een motor is het verschil in volume boven de zuigerkop wanneer hij in zijn laagste en hoogste stand staat, vermenigvuldigd met het aantal cilinders. Voor moderne motoren is de gemiddelde cilinderinhoud (De cilinderinhoud wordt vaak uitgedrukt in cm3 of cc; zo komt 1000 cc overeen met 1 liter) per cilinder ongeveer een halve liter.